Bestandsnummer | SAGV050.1 |
Archiefcategorie | 1.1 algemeen plaatselijk bestuur |
Archieftitel | Archief van het dorpsbestuur Laren |
Plaats | Laren |
Datering | 1474-1924 |
Omvang | 16.5 m |
Overige opmerkingen | Dit archief is in bewerking. Huidige locatie is: Depot 2-21-A tot en met D. Het stukje van dit archief dat gerestaureerd is is in een smalle doos geplaatst: Dezelfde kast, D4 |
Archiefdienst | Streekarchief Gooi en Vechtstreek te Hilversum |
Het bestuur van Laren (en Blaricum)
Hogere overheden
968-1280 Nardinclant van het stift Elten
1280-1433 Nardinclant, later Gooiland binnen het graafschap Holland
1433-1506 graafschap Holland binnen het hertogdom Bourgondië
1506-1572 graafschap Holland onder Karel V en Philips II
1572-1795 Staten van Holland en West-Friesland
1795-1806 departement Texel binnen de Bataafse republiek
1806-1810 departement Amstelland binnen het koninkrijk Holland
1813-heden Koninkrijk der Nederlanden
1814-1840 Provincie Holland
1841-heden Provincie Noord-Holland
Voor 1795 was het gewest Holland verdeeld in baljuwschappen. Eén daarvan was het Gooi, waarover de baljuw de hogere rechtsmacht uitoefende. Het Gooi was weer onderverdeeld in schoutsambten, waarin de plaatselijke schout de lagere rechtsmacht had. Deze schout werd benoemd door de baljuw als diens 'vervanger ter plaatse' en ontving een som aan pacht van de benoemde schout. Ieder Goois dorp, uitgezonderd Bussum, had een eigen schout. De lagere rechtsmacht bestond uit het oordelen over strafbare feiten die met een lage boete konden worden afgedaan. Schout en schepenen van Naarden hadden in de 18e eeuw van de baljuw ook de hogere jurisdictie over het Gooi gekregen en konden vonnissen vellen in gevallen als moord, brandstichting, roof of verkrachting.
De dorpen Laren en Blaricum hadden dus elk een schout. Er werden zowel in Blaricum als in Laren rechtdagen gehouden. Dit gebeurde door een college van een schout en de zeven schepenen. De schout van de plaats waar de rechtdag gehouden werd, zat voor.
Voor het gerecht van schout en schepenen vond ook de overdracht en de bezwaring van onroerend goed en de registratie van huwelijksaangiften van niet-gereformeerden plaats. De akten werden gepasseerd voor de schout en twee schepenen in elk dorp apart. De schepenen werden gekozen door de baljuw op voordracht van de schout en de jongste buurmeester. Dit gebeurde jaarlijks. Het ene jaar telde het college drie leden uit Blaricum en vier uit Laren, het andere jaar was het juist andersom. Het spreken van recht was hun voornaamste taak. Voorts hadden zij verordenende bevoegdheid tezamen met de schout.
Dorpsbestuur
De schout was samen met de buurmeester ook verantwoordelijk voor het dagelijkse bestuur en het beheer van de eigendommen en de financiën. Hij hield toezicht op het onderhoud van wegen en waterlopen, de handhaving van de orde, de aanhouding van misdadigers, de lichting van weerbare mannen en de publicatie van plakkaten en ordonnanties en de inning van belasting. De buurmeester legde jaarlijks verantwoording af aan schout, schepenen en raden.
De schout werd voor meerdere jaren aangesteld, schepenen slechts voor één jaar (met de mogelijkheid van herverkiezing). De buurmeester werd elke twee jaar gekozen door de schepenen. Het ene jaar was de buurmeester afkomstig uit Laren en het andere jaar uit Blaricum. De vier raden werden jaarlijks benoemd door de schepenen. In oorsprong waren zij een adviserend lichaam. De secretaris werd benoemd door het voltallige college en had zitting naar welgevallen van het dorpsbestuur. Het dorpsbestuur werd benoemd uit een kleine groep personen die aan een aantal voorwaarden moest voldoen. Een zekere welstand en het lidmaatschap van de hervormde kerk waren eerste vereisten.
Staatsregeling van 1798
De staatsregelingen van de Bataafse Republiek maakten de gemeenten tot zuiver administratieve lichamen (1798) zonder onderscheiding in steden en dorpen en tot instellingen die de vrije beschikking hadden over haar huishoudelijke belangen, met de bevoegdheid daarvoor de benodigde verordeningen vast te stellen (1801).
Art. 190
Over elke gemeente is een gemeente-bestuur
Art. 194
Geen gemeente-bestuur mag eenige nieuwe plaatselijke belasting vaststellen, dan na alvorens daaromtrent te hebben gehandeld, en te zijn overeengekomen met gevolmagtigden uit de stembevoegde burgeren binnen deszelfs gemeente, tot dat einde, op de wijze, bij het reglement voorgeschreven door dezelven benoemd, en onder opvolgende goedkeuring van het Vertegenwoordigend Lichaam.
Art. 195
Ieder gemeente-bestuur maakt deszelfs jaarlijksche reekeningen van den plaatslijken ontvang en uitgave openbaar, op de wijze, bij het reglement bepaald.
Art. 196
Het zendt, jaarlijks, met den aanvang der maand augustus, aan dat Departementaal bestuur, waaronder deszelfs gemeente behoort, specifieke memoriën van ontvang en uitgave voor Nationaale Reekening.
Art. 197
Het ontvangt alle zoodanige individueele adressen, als deszelfs ingezetenen, door hun gemeente-bestuur, aan het departementaal bestuur, aan het Uitvoerend bewind, of het Vertegenwoordigend Lichaam, mogten willen inzenden. Het verzendt dezelven ten spoedigsten aan het departementaal bestuur, ter verdere verzending, of om daarop te besluiten, en, ontvangt die van daar terug, met het daarop gevallen besluit, waarna het dezelven, op aanvrage der teekenaars, kosteloos, doet uitleveren.
Staatsregeling van 1801
Art. 73
Er zal geene nieuwe verdeeling der departementen of ringen in gemeenten plaats hebben, dan op onderlinge toestemming en daartoe gedaan verzoek der belanghebbende. Iedere stad, district of dorp heeft zijn eigen gemeente-bestuur ingerigt op zoodanigen voet, als door iedere gemeente ter goed- of afkeuring aan het departementaal bestuur zal worden voorgedragen; mits gegrond zijnde op het beginzel van volkskeuze en eene geregelde afwisseling
Art. 74
Iedere gemeente heeft de vrije beschikking over deszelfs huishoudelijke belangen en bestuur en maakt daaromtrent alle de vereischte plaatselijke bepalingen.
Art. 75
Hetzelve legt geene plaatselijke belastingen op, dan met overleg van de gecommiteerden uit de gemeenten gekozen, volgens een reglement, goed te keuren door het departementaal bestuur, aan het welke mede alle plaatselijk belastingen ter goed- of afkeuring zullen moeten gezonden worden. Ten aanzien deezer belastingen moet worden in acht genomen, dat noch de doorvoer, noch de uit- of de invoer, naar of van andere steden of plaatsen worde belast, noch ook de voortbrengzelen van den grond of nijverheid van andere steden of plaatsen bezwaard boven die van de plaats zelve, waar de belasting gelegd wordt.
Staatsregeling van 1805
Art. 66
Iedere stad, district of dorp heeft zijn eigen gemeente-bestuur, ingerigt op zoodanigen voet, als met de plaatselijke omstandigheden het meest overeenkomstig zal worden bevonden. De gemelde gemeente-besturen kunnen te dien einde aan de departementale besturen de noodige voordrachten doen, mits gegrond zijnde op het beginsel van volskeuze en van eene geregelde afwisseling.
Art. 67
Iedere gemeente heeft de beschikking over hare huishoudelijke belangen: zij legt geene plaatselijke belastingen op, dan ingevolge de algemeene bepalingen bij de wet vast te stellen, en niet anders dan met overleg van gecommitteerden uit de gemeente, gekozen door de stemgeregtigde burgers, na bekomene autorisatie van het departementaal bestuur, aan het welk alle plaatselijke belastingen of geldligtingen ter goed- of afkeuring, moeten gezonden worden. Ten aanzien dezer belastingen moet worden in acht genomen, dat noch de doorvoer door, noch de uit- of invoer naar of van andere steden of plaatsen worde belast; noch ook de voortbrengselen van den grond of nijverheid van andere steden of plaatsen bezwaard, boven die van de plaats zelve, waar de belasting gelegd wordt. Ook zullen deze plaatselijke belastingen aan de middelen van de Nationale Financiën niet mogen hinderlijk zijn. In zulk een geval is de raadpensionaris gehouden de invoering daar van tegen te gaan; en wordt, ter bevordering van dit oogmerk, door de departementale besturen van alle, door hun goedgekeurde, plaatselijke belastingen onverwijld geïnformeerd.
Constitutie van het Koningrijk Holland 1806
Art. 63
De gemeente-besturen zijn bevoegd tot het regelen van hunne huishoudelijke belangen, op den voet en wijze bij de wet bepaald.
Wet van 7. augustus 1806
Art. 7
De departementale- en gemeente-besturen kunnen geene belastingen opleggen, dan ingevolge de wet, en na bekomene autorisatie van den koning, op rapport van de departementale besturen.
1810-1813 departement van de Zuiderzee binnen het Franse keizerrijk
Tijdens de Franse overheersing verdween de gemeentelijke zelfstandigheid geheel, de departementen werden slechts beschouwd als administratieve eenheden. De gekozen conseil municipal diende de maire alleen van raad en daad. Deze was volledig ondergeschikt aan het centraal gezag van de prefect. Onder het keizerrijk werd het oude rechtsstelsel afgeschaft, munten, gewichten en maten gestandaardiseerd en de burgerlijke stand ingevoerd.
Grondwet voor de Vereenigde Nederlanden 1814-1815
Art. 81
De besturen van heerlijkheden, districten en dorpen zullen worden ingerigt op zoodanigen voet, als met de bijzondere omstandigheden van elk derzelve, met de belangen der ingezetenen en het verkregen regt der belanghebbenden onderling bestaandbaar geoordeeld zal worden, alles in overeenstemming met deze grondwet en volgens nadere reglementen op last van de Staten te maken, welke dezelve, in gevalle van goedkeuring, aan de bekrachtiging van den souvereine vorst onderwerpen.
Art. 94
De besturen van steden, districten, heerlijkheden en dorpen hebben, overeenkomstig den inhoud hunne reglementen, de vrije beschikking over hunne huishoudelijke belangen en maken daaromtrent de vereischte plaatselijke bepalingen. Deze bepalingen echter mogen niet strijdig zijn met de algemeene wetten of het algemeen belang der ingezetenen.
Art. 95
Het regelen der plaatselijke belangen ingevolge het voorgaande artikel aan de gemelde plaatselijke besturen zijnde overgelaten, blijven deze nochtans gehouden en verpligt de begrooting hunner inkomsten en uitgaven aan de Staten overteleggen, en gedragen zich naar het geen dienaangaande door gemelde Staten zal worden noodig geoordeeld.
Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden 1815-1840
Art. 154
De besturen ten plattelande, hetzij van heerlijkheden, districten of dorpen, worden ingerigt op zoodanigen voet, al met de bijzondere omstandigheden van elk derzelven, met de belangen der ingezetenen en het wettig verkregen regt der belanghebbenden onderling bestaanbaar geoordeeld wordt, alles in overeenstemming met deze grondwet en volgens nadere reglementen op last der Staten te maken, welke dezelve met hunne consideratiën aan de bekrachtiging van den Koning onderwerpen.
Art. 155
De plaatselijke besturen hebben overeenkomstig den inhoud hunner reglementen, de vrije beschikking over hunne huishoudelijke belangen, en maken daaromtrent de vereischte plaatselijke verordeningen, welke echter in geen geval met de algemeene wetten of het algemeen belang strijdig mogen zijn. Zij zenden afschriften van dezelve aan de Staten der provinciën, blijvende het voorts den Koning onverlet, om ten allen tijde inzage te vorderen, en zodanige bevelen te geven, als hij vermeent te behooren.
Art. 156
De plaatselijke besturen zijn gehouden en verpligt de begrooting hunner inkomsten en uitgaven aan de Staten over te leggen en gedragen zich naar hetgeen dienaangaande door gemelde Staten noodig geoordeeld wordt.
Art. 157
Voor zoo verre tot goedmaking der plaatselijke uitgaven eenige belastingen mogten noodig zijn, gedragen dezelve besturen zich stiptelijk naar hetgeen deswege bij de algemeene financiële wetten, ordonnantiën en bepalingen is vastgesteld. Alvorens deze belastingen in te voeren, zenden zij de daaromtrent gemaakte ontwerpen, ter goedkeuring aan de Staten der provinciën, met overlegging tevens van eenen juisten staat hunner behoeften. Bij het onderzoek daarvan, houden de Staten ook bijzonderlijk in het oog, dat de voorgedragene belastingen nimmer bezwaren den vrijen invoer en doorvoer van producten van den grond of voortbrengselen van nijverheid van andere provinciën, steden of plaatsen, boven die van de plaats zelve waar de belasting gelegd wordt.
Art. 158
Geene nieuwe plaatselijke belastingen kunnen worden ingevoerd, zonder voorafgaande goedkeuring des Konings.
Art. 159
De Staten zenden aan den Koning alle de begrootingen van inkomsten en uitgaven, welke hij vordert. Ten aanzien van het opnemen en sluiten der plaatselijke rekeningen, worden door den Koning de vereischte voorzieningen voorgeschreven.
Het Reglement van bestuur voor het platte land der provincie Holland
Deze kwam op grond van bovengenoemde artikelen bij Koninklijk Besluit in 1816 tot stand.Het reglement bepaalde het volgende:
Bestuur over een gemeente werd gevoerd door een schout en een gemeenteraad van 3 tot 9 leden en een secretaris.De schout werd benoemd door de koning. De leden van de gemeenteraad werden de eerste keer benoemd door provinciale staten en vervolgens op voordracht van het gemeentebestuur; ook werd de wijze van vergaderen, aftreden en verder benoemen geregeld. De secretaris werd benoemd door de Staten op voordracht van de schout en de gemeenteraad, behalve wanneer de ambten van schout en secretaris door de dezelfde persoon werden uitgeoefend; dan geschiedde de benoeming in beide ambten door de Koning. Bepaald werd welke functies en familiebanden onverenigbaar waren met het vervullen van een bestuursfunctie. De schout werd bijgestaan door twee assessoren jaarlijks benoemd door provinciale staten uit de gemeenteraad. Er werd een gemeente- of plaatselijke ontvanger aangesteld door schout en gemeenteraad.
Taken en bevoegdheden van de schout
1. De schout zag toe op de financiële administratie van de gemeente; hij formeerde de jaarlijkse begroting en maakte de gemeenterekening op.
2. Hij trad op bij akten waarbij de gemeente partij was.
3. Hij zat de raadsvergaderingen voor.
4. Hij zag toe op handhaving en uitvoering van de wet en van de openbare orde (politie, broodzetting, maten en gewichten, godsdienstoefeningen en inzet van militairen)
5. Hij droeg zorg voor gezondheid en brandweer.
6. Hij droeg zorg voor de schouw van hooibergen, nesten, wegen, waterwegen, waterleidingen, riolen, bruggen en beschoeiingen.
7. Alle publicaties of akten van de gemeente werden door hem en de secretaris ondertekend.
8. Hij droeg zorg voor het bijhouden van de registers van de burgerlijke stand (samen met de secretaris).
9. Hij deed verslag aan de gemeenteraad van zijn verrichtingen
10. Ondersteund door de assessoren:
11. zorgde hij voor een correcte inkwartiering van troepen en vordering van transportmiddelen;
12. hield hij toezicht op de instellingen van armenzorg;
13. zag hij toe op het vervoer van personen en goederen en het houden van markten;
14. had hij het beheer en bestuur over de goederen van de gemeente en deed hij de aanbestedingen
15. controleerde hij de kas van de gemeenteontvanger;
16. voerde hij (na toestemming van de gemeenteraad) de voorkomende procedures;
17. had hij de leiding over het personeel van de gemeente en kon hen schorsen.
Taken en bevoegdheden van de gemeenteraad
1. De raad besliste speciaal over de financiële belangen van de gemeente en maakte de plaatselijke keuren en verordeningen en de begroting, controleerde de rekeningen van de comptabelen en de ontvanger.
2. De algemene armen dienden aan de raad rekening en verantwoording af te leggen.
3. De raad stelde de voorwaarden vast voor aanbesteding van werken en voor huur en pacht en besloot over vervreemding en bezwaring van gemeentegoederen.
4. De raad besloot of er geprocedeerd diende te worden.
5. De raad stelde de gemeenteambtenaren aan en zorgde voor instructie en borgtocht.
6. De raad instrueerde de ontvanger.
Taken en bevoegdheden van de secretaris:
1. Hij notuleerde alle vergaderingen, hield registers bij van de werkzaamheden van alle afdelingen, deed het schrijfwerk voor de werkzaamheden van de schout, de assessoren of aanwezige commissies.
2. Hij droeg zorg voor het bijhouden van de registers van de burgerlijke stand (samen met de schout).
Taken en bevoegdheden van de gemeenteontvanger:
1. Hij deed de administratie van de geldmiddelen van de gemeente en legde hiervan verantwoording af aan schout en assessoren.
2. Hij stelde borgen aan de gemeenteraad voor het bedrag waarover hij voor de gemeente beschikte.
Reglement op het bestuur den platten lande in de provincie Holland (1825)
Het reglement bepaalde het volgende:
Bestuur over een gemeente werd gevoerd door een burgemeester, twee assessoren en een gemeenteraad van 4 tot 6 leden. De burgemeester werd benoemd door de koning. De assessoren werden benoemd door de Commissaris van de Koning uit de gemeenteraad. De leden van de gemeenteraad werden benoemd door provinciale staten en vervolgens op voordracht van het gemeentebestuur; ook werd de wijze van vergaderen, stemmen, aftreden en verder benoemen geregeld.
Bepaald werd welke functies en familiebanden onverenigbaar waren met het vervullen van een bestuursfunctie en hoe de bezoldiging geschiedde. De secretaris werd benoemd door de Koning op voordracht van gemeenteraad en burgemeester & assessoren, onafhankelijk van elkaar. Hij werd benoemd tot wederopzegging. De gemeenteontvanger werd benoemd door de Staten op voordracht van de gemeenteraad. Hij werd benoemd tot wederopzegging. Gemeenteraad, burgemeester en assessoren verstrekken inlichtingen aan autoriteiten.
Taken en bevoegdheden van de raad:
1. opnemen gemeenterekening
2. opmaken begrotingen en inzending hiervan aan de Staten
3. maken keuren of verordeningen/bekendmakingen
4. invoeren of wijzigen van belastingen (na toestemming door de Staten)
5. verwerven en vervreemden eigendom/rechten (na toestemming door de Staten)
6. verhuring/verpachting van eigendom (na toestemming door de Staten)
7. aanbesteding
8. voeren van processen (na toestemming door de Staten)
9. organiseren van verkiezingen en opmaken lijsten stemgerechtigden
10. benoemen besturen instellingen armenzorg (na toestemming door de Staten) en controle van hun rekening en begroting
11. toelating personen tot bepaalde beroepen
12. benoeming en bezoldiging personeel, tevens hun borgtochten (na toestemming door de Staten)
13. controle van de rekening van de gemeenteontvanger
Taken en bevoegdheden burgemeester:
1. uitvoering van het bovengenoemde
2. zorg voor handhaving en uitvoering van de wet en van de openbare orde (politie, maten en gewichten)
3. beheer geldmiddelen en eigendommen
4. openbare gezondheid
5. uitvoering algemene weten en bepalingen
6. zorg voor brandweer
7. indien nodig had hij de beslissende stem bij stemmingen in raadsvergaderingen
8. zorg voor het bijhouden van de registers van de burgerlijke stand (kan ook zijn overgedragen aan een assessor)
9. berichtgeving aan gouverneur inzake bijzondere calamiteiten
10. benoeming van leden van raadscommissies
Taken en bevoegdheden burgemeester en assessoren:
1. schouw van brandgevaarlijke plekken in de gemeente en van de brandweer.
2. toezicht op de broodzetting en schouw van bakkers en winkeliers ter controle van maten en gewichten.
3. schouw van wegen, waterwegen, waterleidingen, riolen, bruggen en beschoeiingen.
4. vergunningverlening oprichting fabrieken
5. zorg voor de regeling van personen- en goederenvervoer
6. zorg voor de regeling van de markt
7. uitvoering van de militaire inkwartiering en vordering van transportmiddelen
8. toezicht op de instellingen van openbare armenzorg
9. toezicht op de gemeentelijke bank van lening
10. toezicht op de kas van de gemeenteontvanger en ondertekening bevelen tot betaling
11. zorg voor bewaren van effecten en andere belangrijke stukken de gemeente toebehorende
12. voeren van processen
13. toezicht op personeel met de bevoegdheid tot schorsing
14. voordracht bij de Koning van kandidaten voor de ambten van commissaris van politie en veldwachter
15. bevoegdheid tot de inzet van militairen ter bescherming van de openbare orde (met kennisgeving hiervan aan de Gouverneur)
16. zorg voor ongestoorde verrichting van godsdienstoefeningen
17. zij mogen een ambtslint met penning dragen
Taken en bevoegdheden secretaris:
1. Hulpverlening en schrijfwerk voor gemeenteraad, burgemeester en assessoren en raadscommissies en notuleren van de vergaderingen van raad en college.
2. Opmaken akten van de burgerlijke stand en medeondertekening alle van gemeentewege uitgevaardigde stukken.
3. Hulpverlening aan het college van zetters en bij het opmaken van de begrotingen en rekeningen van de ontvanger en de algemene armen.
4. Hij was verantwoordelijk voor het gemeentearchief en het bijhouden van registers betreffende de gemeenteadministratie.
Taken en bevoegdheden gemeenteontvanger:
1. Hij deed de administratie van de geldmiddelen van de gemeente en legde hiervan verantwoording af aan burgemeester en assessoren.
2. Hij stelde voldoende borgen aan de gemeenteraad onder goedkeuring van de Staten.
In Laren werden in de eerste helft van de 19e eeuw de functies van burgemeester en secretaris of burgemeester en ontvanger ook wel vervuld door één persoon.
Het archief kan worden geciteerd als volgt: Streekarchief Gooi en Vechtstreek, SAGV050.1 Archief dorpsbestuur Laren 1599-1850, gevolgd door relevante nummers.
Of verkort SAGV050.1, gevolgd door relevante nummers.