De secretarissen van Muiden en Muiderberg waren belast
met de inning van een aantal gewestelijke aanslagen, te weten de 20e,
later 15e en 10e penning op de collaterale successie, de 40ste penning
op de verkoop van onroerende goederen, obligaties en rentebrieven, de
80ste penning bij executieverkopingen en het middel op trouwen en
begraven.
De 40ste penning werd oorspronkelijk geheven over zowel de verkoop als
vererving van onroerend goed. De belasting was ingesteld in 1598 onder
andere om in de kosten van oorlog te voorzien. Bijna een eeuw later, op
22 juni 1695, werd verordonneerd dat de 40ste penning voortaan alleen
nog over de verkoop van onroerend goed zou worden geheven, terwijl voor
vererving de 20ste penning werd ingesteld. De 40e penning werd geheven
over verkochte onroerende goederen, alsmede over kustingbrieven
(verbintenis om de koopsom in termijnen te voldoen), los- en lijfrenten,
schepenkennissen (schuldbekentenis, voor schepenen opgemaakt) en
rentebrieven. De ene helft werd door de koper betaald, de andere helft
door de verkoper. Bij executieverkopingen werd slechts de helft, de 80e
penning betaald.
De 20e penning werd geheven over onroerende goederen, obligaties en
rentebrieven, die iemand ab intestato (zonder dat door erflater een
testament is gemaakt), bij testamentaire dispositie, fideï-commissair
(een testamentaire beschikking, waardoor bepaalde goederen
onvervreemdbaar familie-erfgoed blijven), of bij legaat erfde. Vanaf
1687 kwam bij deze aanslag nog de 10de verhoging. In 1743 werden een
10de en 15de penning ingesteld. De 10e penning werd geheven over alle
goederen, die iemand in de zijlijn erft, in die gevallen dat genoemde
deze niet ab intestato zou verkrijgen, of van het meerdere dat hij boven
hetgeen hij ab intestato zou erven, verkrijgt; ook in die gevallen van
vererving dat iemand verder dan de vierde graad verwijderd is van de
erflater. De 15e penning werd geheven bij vererving van echtgenoten van
elkaar, in die gevallen dat ze geen kinderen nalaten. De 20e penning
bleef gehandhaafd bij vererving in de neergaande lijn.
Bron: Inleiding bij het Archief van de Secretaris; Stukken betreffende
het toezicht op de ontvangst van de veertigste, tachtigste, twintigste
penning en de hele en halve veertigste penning, SA Amsterdam,
toegangsnummer 5047.
Koper en verkoper waren verplicht aangifte van hun transactie te doen op
de stedelijke secretarie. Ook successie moest op de stedelijke
secretarie worden aangegeven. Nadat op de secretarie de successie was
aangemeld, werden door schout en schepenen de goederen getaxeerd, waarna
de inning van de 20e penning plaatsvond. De ontvangsten uit de heffing
van de diverse penningen werden door de secretaris geregistreerd en
jaarlijks verantwoord en afgedragen aan de ontvanger van de gemene
landsmiddelen over het kwartier van Amsterdam.
Het secretariaat van Muiden en Muiderberg wordt in ieder geval vanaf
1766 waargenomen door een en dezelfde persoon. Het betreft hier
waarschijnlijk een dubbelfunctie. Voor Muiderberg werd voor de inning
van de penningen waarschijnlijk gebruik gemaakt van een gedelegeerde (we
komen hem in de bronnen tegen als de collecteur van Muiderberg).4
De inning van de belasting op het recht van successie is bij ordonnantie
van 4 oktober 1805 opgedragen aan de gequalificeerde tot de directie
over de invordering van die belasting. De inning van het middel van
trouwen en begraven werd eveneens aan de secretaris onttrokken.5
4 Inv. nrs. 1318-1321.
5 Inv. nrs. 1322.