Bij raadsbesluit van 23 januari 1929 werd het Burgerlijk Armbestuur omgezet in de gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Deze omzetting maakte deel uit van een reorganisatie die in 1928 in gang was gezet. De bureaus: secretarie-afdeling Sociale Aangelegenheden en Volkshuisvesting, arbeidsbemiddeling en werkloosheidsverzekering (incluis beroepskeuze), en het Burgerlijk Armbestuur werden samengevoegd tot één dienst, namelijk de Gemeentelijken dienst voor Sociale Aangelegenheden.
Daarnaast werd in de plaats van het Burgerlijk Armbestuur, als zelfstandige instelling van weldadigheid in de zin van art. 2 onder 1a van de Armenwet, ingesteld de Gemeentelijke dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon met een zelfstandig bestuur. De administratieve en het financiële beheer van de instelling werden opgedragen aan de Gemeentelijk dienst voor Sociale aangelegenheden, terwijl de directeur van de dienst tevens optrad als directeur-secretaris van Maatschappelijk Hulpbetoon. De inwerkingtreding van de verordening op de Gemeentelijke dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon werd door Burgemeester en Wethouders bepaald op 29 november 1929. Op 13 april 1943 werd de naam ‘Maatschappelijk Hulpbetoon’ gewijzigd in ‘Sociale Aangelegenheden’. De Dienst Sociale Aangelegenheden voerde tot de instelling van een Gemeentelijke Sociale Dienst, raadsbesluit 12 januari 1967, haar taken uit.
Het bestuur bestond uit tien leden, waarvan één lid, de voorzitter, werd benoemd door de burgemeester en wethouders en negen leden werden benoemd door de gemeenteraad. De benoeming van de door de Raad te benoemen leden gebeurde als volgt: zes leden werden benoemd op aanbeveling van dubbeltallen, opgemaakt door de burgemeester en wethouders. De overige leden werden benoemd op aanbeveling van dubbeltallen, opgemaakt door de drie vakcentrales van werklieden met het grootst aantal leden in de gemeente, met als voorwaarde, dat elk van de centrales één dubbeltal opmaakten. In het geval dat het opmaken van een dubbeltal door een vakcentrale achterwege bleef, kwam de benoeming tot stand op aanbeveling van dubbeltallen, opgemaakt door burgemeester en wethouders. Het dagelijks bestuur van de dienst werd gevormd door de voorzitter van het bestuur en de voorzitters van de commissies van advies
De taken van de dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon waren onderverdeeld in vier commissies van advies:
• Commissie voor de zaken betreffende de ondersteuning in geld en natura, de opneming in gestichten, verpleging gezinnen
• Commissie voor de zaken betreffende verpleging in ziekenhuizen, sanatoria, verstrekking van geneeskundige hulp
• Commissie voor steunverlening aan georganiseerde werklozen
• De commissie van maatschappelijk werk
Om haar taken te kunnen uitvoeren beschikte de Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon over een subsidie van de gemeente en andere middelen: bijdragen van andere instellingen van weldadigheid, restitutie gemeente van tweederde van de uitgaven voor wijkverpleging en polikliniek, ontvangsten ingevolge van verhaal en onvoorziene baten.
In de jaarverslagen van de Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon worden de volgende taken beschreven:
• Bedeling in geld en natura
• Kleding en dekking
• Woninghuur
• Tijdelijke huisvesting van daklozen
• Reispenningen
• Begrafeniskosten
• Opheffing uit de staat van armlastigheid en maatregelen van maatschappelijk aard
• Het dienen van advies inzake verzoeken om voorschotten
• Het houden van toezicht op kinderen, die voor rekening van de instelling in gestichten of bij particulieren zijn opgenomen en de leerplichtige leeftijd hebben overschreden
• Het bevorderen van de tewerkstelling van onvolwaardige arbeidskrachten
• Verpleging in gestichten en bij particulieren
• Geneeskundige armenverzorging
• Huisartsen
• Specialistische hulp
• Honorarium-regeling chirurgen
• Verloskundige hulp
• Levering medicamenten
• Verpleging in ziekenhuisinrichtingen en sanatoria
• Wijkverpleging
• Steunverlening aan uitgetrokken werklozen