Archief Gooi en Vechtstreek

Blaricum: de geschiedenis van hotel Vita Nova aan de Naarderweg. - Ron van den Berg - 1/1/1922

Blaricum: de geschiedenis van hotel Vita Nova aan de Naarderweg. - Ron van den Berg - 1/1/1922

Een hotel op de Naarderweg

Jakob Verver en Betje Vos

Nadat de Gemeente Blaricum in 1918, op uitdrukkelijk verzoek en veelvuldig aandringen van Charles E.H. Boissevain (1868-1940), welgesteld eigenaar van het landgoed ‘t Witzand, de Naarderweg had aangelegd met een bijdrage van liefst 6000 gulden van diezelfde Boissevain1 en er begin jaren twintig sprake van was dat de Gooische Stoomtram alias de Gooische Moordenaar via de Naarderweg richting Amsterdam geleid zou worden, leek het timmerman Jakob2 Verver (Blaricum 1882) en zijn elf jaar jongere vrouw Elizabeth Antonia (Betje) Vos (Blaricum 1893) een goed en lucratief plan om daar een hotel te bouwen: Hotel Verver, niet te verwarren met het gelijknamige hotel/café/ koffiehuis/ wachtlokaal midden in het dorp, dat in 1917 door de Gemeente Blaricum voor de som van f 25.000,- (inclusief f 2.000,- voor de inventaris) als Raadhuis werd aangekocht en dat later, in de jaren vijftig, ’t Oude Raedthuis werd.
Op 20 juli 1922 kocht Jakob Verver daarom twee percelen grond. Van landbouwer Nicolaas Johannes de Jong kocht hij voor f 4.317.75 ongeveer 19 are en 19 centiare en van diezelfde De Jong en landbouwer Jacobus de Jong samen (vermoedelijk Jacob Nicolaas, broer van Nicolaas Johannes) nog eens rond de 13 are en 57 centiare voor f 2.714,-. Totale kosten: f 7.031,75.

Nog voor de koop officieel rond was had Verver zijn plannen voor de bouw van het beoogde hotel aan de Naarderweg al bij de gemeente ingediend. Dat valt op te maken uit het bezwaar dat hij maakte tegen een plaatselijke regeling die hem verplichtte voor het te bebouwen perceel f 15,- per meter in het wegenfonds te storten (‘alzoo 50 x f 15’) en om niet 50 x 4 m. grond aan de gemeente af te staan. Ververs bezwaar werd in de Raadsvergadering van 17 juli 1922 behandeld en afgewezen3. Het lijkt niet waarschijnlijk dat Verver daarbij aanwezig was want ‘ten einde een huwelijk aan te gaan’ waren ‘Jakob Verver, hotelhouder, zoon van Jacob Verver en Anthonia Vaneveld’4 en ‘Elizabeth Antonia Vos, zonder beroep, dochter van Willem Vos, landbouwer, en Grietje de Jong’ op diezelfde 17e juli voor de ‘Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Blaricum’ verschenen. Als echtpaar konden ze zich met hun plan voor de bouw van het hotel gaan bezighouden.

 

Jakob; fotograaf Gerard Middendorp te Hilversum in de periode 
1900-1948.
 
   

Betje; fotograaf P.J. Siewers, Hilversum. vermoedelijk tussen 1912
en 1917

 

 

 

Een klein jaar later hadden ze hun plan gerealiseerd: op  zaterdag 23 juni 1923, dit jaar dus precies een eeuw geleden, werd aan Naarderweg 17 ’het geheel nieuw en modern ingericht hotel-café-restaurant ‘Verver’ geopend, met in de schoorsteen naar verluidt de naam van de ‘founding father’: J. Verver. Timmerman Jakob Verver was ‘J. Verver, Directeur.’ geworden.

 

 

De Gooi en Eemlander, 26-6-1923

 

 

 

Ansichtkaart Hotel Verver uit de jaren twintig. Collectie Provinciale Atlas
Noord-Holland nr. 9171

Een van de eerste advertenties voor het nieuwe hotel trof ik aan in het Algemeen Handelsblad van 11 augustus 1923: ‘Hotel Verver, Blaricum, bij de bosschen en heide. Nieuw geopend van af 25 Aug, wederom een paar kamers m. pension disponibel’. En van oktober van dat jaar dateert de advertentie hieronder.

De hier in De Bel van 6-10-1923 aangekondigde avond was een succes en Verver besloot ‘gedurende dezen winter meerdere gezellige avonden te organiseeren, ook zullen eenige radio-concerten worden gegeven.’ ‘De opera ‘Carmen’, uit de Stadsschouwburg te Amsterdam, zal ten gehore worden gebracht’, adverteerde Verver. Als ik het goed begrijp bestond zo’n radio-concert eruit dat de radio in de zaak werd aangezet.            
Los van ‘Iederen avond dansmuziek’ tijdens de jaarlijks kermis (in september/oktober) heb ik over die ‘gezellige avonden’ niet heel veel teruggevonden. Misschien omdat een drankvergunning ontbrak? Dan zou in Verver de kermis alcoholvrij zijn gevierd...
In het hotel werd in de jaren van Jakob en Betje af en toe een lezing gehouden, georganiseerd door Blaricums Belang, een enkele demonstratie gegeven (over radiotoestellen), de Blaricumse architect en gemeenteopzichter W.J. Kaarsgaren hield er zijn aanbestedingen, de ‘Koning der Biljartspelers Heinrich Drost’ kwam er een keer zijn kunsten vertonen en je kon je er aanmelden voor Dansclub Ons Genoegen. Dat was het zo’n beetje. Maar er was natuurlijk ook het hotel/pension.

Minder dan 10 jaar na de opening van ‘Verver’ waren Jakob en Betje, ongetwijfeld vol goede moed begonnen, al vertrokken. Met hun twee kinderen Jaap5 (1925) en Greet (1926), beiden geboren in Blaricum, in ‘Verver’. Het zou ook mijn geboortehuis worden.
Met de bouw van ‘Verver’ aan de Naarderweg hadden de Ververs helaas verkeerd gegokt want voor het tramtracé werd de Huizerweg verkozen boven de Naarderweg. Of dat de reden was voor hun nogal vroege aftocht weet ik niet. Het kan zijn dat er gezondheidsproblemen speelden want in mei 1930 werd Verver ‘ter zake van zwakheid van vermogens gesteld onder curateele’6. Twee maanden daarvoor nog was in de Blaricumse Gemeenteraad uitgebreid gesproken over zijn aanvraag voor een drankvergunning. Tijdens het gedoe daarover merkte de voorzitter van de Raad (burgemeester Klaarenbeek?) op dat ‘bijzondere omstandigheden’ aanleiding voor die aanvraag waren geweest maar dat hij alle reden had om aan te nemen ‘dat de heer Verver zijn beurt zal laten voorbijgaan’. Dat klopte: volgens het tot juli bijgewerkte adresboek 1930 van de gemeente Blaricum woonde Verver niet langer op de Naarderweg maar op Meentweg 47. In een voormalig manufacturenwinkeltje op de Langeweg begon Betje Verver-Vos in 1934 een sigarenwinkeltje waar ik ruim dertig jaar later mijn eerste halve pakje (10 stuks) Miss Blanche zou halen. Al was het toen denkelijk al ‘Toos Fecken’.

Jakob Verver overleed op 17-3-1959, Betje Verver-Vos op 4-8-1968. Ze liggen begraven op het kerkhof bij de Vituskerk in Blaricum.

Toen het echtpaar Verver-Vos er in 1930 uitging, was hotel Verver, niettegenstaande de naam, niet meer van hen, zo blijkt verrassenderwijs uit het kadaster. Sterker nog: ze zijn niet langer dan een week eigenaar geweest. Al op 30 juni 1923, precies een week na de opening, verkochten ze het spiksplinternieuwe pand. Voor f 17.000,- ‘welken prijs’ de kopers verklaarden ‘schuldig te blijven’ aan de verkoper. De kopers hoefden dus niet direct te betalen. Dat had zonder twijfel te maken met wie die kopers waren. Het ging om de bekende Blaricumse onderwijzer Leonardus Abraham van Gils7 en Hendrikus Verver, timmerman. Wat ‘Hendrikus Verver, timmerman’ betreft: op basis van latere verkoopaktes van het hotel durf ik te zeggen dat de akte bij deze verkoop niet klopt en dat het ging om de aan de Larense Naarderstraat gevestigde brood- en banketbakker Hendricus Verver, een broer van Jakob. En ook Van Gils was familie, getrouwd met Jakobs zus Helena Johanna.
Naar het waarom van deze transactie is het gissen.  


Wilhelmus Fredericus van den Broek

In het tot juli bijgewerkte adresboek 1930 van de gemeente Blaricum staan bij Naarderweg 17 twee namen: W. F. van den Broek en J.A. Brandt. Dat waren Jan Adam Brandt op wie ik verderop nog terugkom, en Wilhelmus Fredericus van den Broek (’s Hertogenbosch 1899). Als ik de woningkaart van Naarderweg 17 bekijk krijg ik de indruk dat Van den Broek er eerder huisde dan Brandt. Toen hij in 1926 in Amsterdam trouwde met Hinderina van Eunen (Groningen 1902), dochter van een pensionhoudster en een komiek, was hij kelner. In december 1928 vestigde hij zich, met vrouw en zoon vanuit Amsterdam waar hij als slager en als kelner geregistreerd stond, ‘als restaurateur van het wachtlokaal der Gooische Stoomtram’ in Blaricum op het adres Huizerweg 4, het adres van het station van de Gooische Tramweg Mij. (In ‘mijn tijd’ was daar de bushalte van de NBM en de lunchroom van Karel Buijs.). Daar werd in 1929 zijn oudste dochter, Aaltje, geboren. 

Niet meer dan een paar weken nadat de gemeenteraad Jakob Ververs aanvraag voor een drankvergunning had behandeld verscheen in de Gooi- en Eemlander bijgaand bericht.
Of Van den Broek (de krant was nogal slordig met achternaam en initialen8) en zijn vrouw, volgens het Amsterdams bevolkingsregister ‘kokkin’, de ‘bediening’ in Verver erbij deden of dat het wachtlokaal aan de Huizerweg door iemand anders werd voortgezet weet ik niet.

Twee maanden na de heropening van Verver vroeg Van den Broek een drankvergunning aan maar veel feesten en partijen lijken er niet te zijn geweest. Met uitzondering van de kermisdagen van 1930 en 1931 natuurlijk, toen er in de verlichte tuin met overdekte dansvloer gedanst kon worden op de muziek van een groot accordeonorkest.

 

Van den Broek kreeg er kennelijk toch de loop niet in; Verver leverde te weinig op en kort na de kermis van 1931 ging hij failliet. De hotel-inventaris werd ter plekke geveild. Alleen de inventaris want Van den Broek was geen eigenaar van het pand. Dat was nog altijd in bezit van Van Gils en Verver.
Van den Broek en zijn gezin, in november 1931 -in Verver?- nog uitgebreid met een dochter, keerden begin 1932 naar Amsterdam terug waar Wilhelmus Fredericus in 1967 overleed. Hinderina stierf in 1983, ook in Amsterdam.

 

 

 

 

 

 

Jan Adam Brandt

In 1930 stond -ik schreef dat al- behalve Van den Broek aan Naarderweg 17 ook J.A Brandt ingeschreven. Wat zijn taak of rol was in de periode Van den Broek is mij niet duidelijk geworden.

Jan Adam Brandt was op 17 juni 1879 geboren in Amsterdam en kwam op 16 juni 1924 met de Duitse Sabina Ursula Sutter9 (Stetten 1900), zijn tweede vrouw met wie hij in 1923 in Berlijn getrouwd was, vanuit Berlijn naar Blaricum. (De pasfoto hiernaast, uit het archief van de gemeente Blaricum, is uit 1925). Hij was toen geen kantoorbediende of boekhouder meer maar koopman. Het stel -Brandts twee kinderen uit zijn eerste huwelijk waren aan hun moeder toegewezen- woonde daar o.a. aan de Bierweg, op nummer 3. Maar vanaf 1930 stond hij dus ingeschreven aan de Naarderweg waar hij na het vertrek van Van den Broek in een waarschijnlijk ontmanteld ‘Verver’ achterbleef. Waarna de Brandts gezelschap kregen van ene J.W. Beekman die begin februari 1932 een vergunningsaanvrage deed ‘voor den verkoop van sterken drank in het klein in de eetzaal van het perceel Naarderstraat 17’. Er moest dus een slijterij in het pand komen.
Of Beekman de gevraagde vergunning niet kreeg of dat hij zijn plan liet varen met het oog op de plannen van Brandt is mij niet bekend. Feit is dat die laatste eind mei, begin juni eveneens een vergunning voor de verkoop van sterke drank aanvroeg, een aanvraag die in oktober werd ingewilligd.

Brandt zag klaarblijkelijk toekomst in de zaak en zo werd op 9 mei 1932 bij notaris W.H. Lubbers in Amsterdam de akte verleden waarbij de ‘N.V. Hotel-Restaurant Vita-Nova’ werd opgericht, gevestigd in Blaricum. De Nederlandsche staatscourant van 6 juli 1932 maakte er officieel melding van. Het maatschappelijk kapitaal van de N.V. bedroeg f 25.000,- (250 genummerde aandelen). Nr. 60, zoals bijgaande afbeelding laat zien, werd in december afgegeven waarmee toen dus in totaal f 6.000,- zou zijn binnengehaald. Dat geld was nodig omdat Brandt, anders dan de vorige exploitanten van Verver, ook eigenaar van het hotel wilde worden. Gescheiden van Sabina Sutter en met Petronella Brunt (Hilversum 1898) aan zijn zijde -in juni 1932 zou zij zijn derde echtgenote worden- wilde hij er een ‘nieuw leven’ beginnen. Op 21 december 1932 werd ten kantore van de Amsterdamse notaris Lubbers het koopcontract getekend: Hendricus Verver, bakker te Laren en ook optredend als gemachtigde van Leonardus Abraham van Gils, verkoopt dan het perceel Naarderweg 17 met ondergrond, tuin enz. voor f 19.000,- aan de te Blaricum gevestigde naamloze vennootschap N.V Hotel Restaurant Vita-Nova, vertegenwoordigd door Jan Adam Brandt, particulier, wonende te Blaricum. Commissaris van de N.V. die het perceel koopt is, best opvallend, H. Verver, een van de verkopers.

‘Nieuw leven te Blaricum aan de Naarderweg 17’, zo opent de advertentie in de Laarder Courant De Bel waarin wordt aangekondigd dat op zondag 25 december 1932 Hotel Restaurant Vita Nova (Nieuw Leven) zal worden geopend10.  Voor gasten. De officiële opening, voor genodigden had op de vrijdag ervoor al plaatsgevonden. In de Gooi en Eemlander van 27 december 1932 is er een verslagje van te vinden. De advertentie komt uit De Bel van 23-12-1932.

Kalkoen, staat er op het kerst-menu dat op de openingsdag wordt geserveerd. Je mag hopen dat er op een slechts enkele dagen tevoren geplaat-ste advertentie voor een dienstmeisje ‘van vrijdag tot en met den 2den Kerstdag’ enige respons was gekomen…

Eigenaar-directeur Jan Adam Brandt en zijn vrouw beginnen hun nieuwe avontuur vol goede moed. In hun eerste jaren wordt in Vita-Nova bridgeclub ‘De Gooische Robber’ opgericht die maandelijks een bridgedrive organiseert. Ook is het hotel het toneel van soms nachtelijke, gekostumeerde bals. En op de zondagmiddag wordt er dansles gegeven, Rooms Katholieke dansles zelfs.  Daarnaast, minder frivool, worden er met regelmaat vergaderingen belegd, bijvoorbeeld door de vereniging Blaricum’s Belang, die onder meer actievoerde tegen de komst van R.K.B.V.V.11 naar de Naarderweg omdat ‘een voetbalveld, zoo dicht in het centrum van het dorp de landelijke rust te veel zou verstoren’12.
Op 13 februari 1933 wordt in het hotel ook de eerste Algemene Vergadering van Aandeelhouders gehouden die kennelijk P. Brandt, geboren Brunt tot commissaris benoemt, naast H. Verver. Uit de melding die daarover in De Bel van 28-3 verschijnt, blijkt dat het geplaatste en gestorte kapitaal dan niet meer dan f 5.000,- bedraagt. Ook in de volgende jaren wordt er ten kantore der Vennootschap, vergaderd. Dat was ongetwijfeld op Naarderweg 17. Op de reguliere Aandeelhoudersvergadering van 1935 volgt een half jaar later, in november, een Buitengewone Algemene Vergadering. De agenda heb ik niet ingezien maar ik vermoed dat die werd uitgeschreven omdat de zaak er niet al te florissant voorstond. De voorjaarsvergadering van 1936 wordt niet meer gehaald: in de Gooi- en Eemlander van 26 februari 1936 wordt de ‘Publieke Verkooping’ van Vita- Nova aangekondigd. De N.V. Hotel Vita-Nova wordt in maart 1936 failliet verklaard, een faillissement dat een maand later ‘wegens gebrek aan actief’ wordt opgeheven.
Jan Adam Brandt gaat met vrouw en zijn in 1934 waarschijnlijk op Vita-Nova geboren dochter Hendrika Francisca -nee, ik was zeker niet de eerste die daar het licht zag- terug naar Amsterdam. Hij overlijdt daar in 1941, 62 jaar oud. Petronella blijft met inmiddels drie jonge kinderen achter. In 1943 woont ze op de P.C. Hooftstraat waar ze pensionhoudster is. Ze overlijdt in 1952.

Vita-Nova, met garage, erf en huis, wordt ten behoeve van de ‘N.V. Nederlandsche Hypotheekbank’ die kennelijk niet steeds alle aflossingen heeft ontvangen, geveild in wat tegenwoordig ‘Moeke Spijkstra’ heet. ‘Het geheel wordt opgeboden tot f 13500 en niet uitgemijnd’, meldt de Gooi- en Eemlander van 5-3-1936.

Advertentie De Gooi- en Eemlander 26-2-1936

Het is hier de plaats voor een correctie op wat ik eerder en elders schreef13: koper was niet mijn grootvader J.J.H. van den Berg maar de Larense/Hilversumse makelaar Hendrikus Christiaan Smit. Interessant detail: Smit was getrouwd met Johanna Helena Antonia (Jo) Verver, dochter van Hendricus Verver. Smit was dus een schoonzoon van de gedelegeerd commissaris van de gefailleerde N.V. Vita-Nova.
Als makelaar was Smit natuurlijk niet geïnteresseerd in voortzetting van het hotel. Al gauw, op 13 mei 1936, doet hij zijn kortelings verworven bezit dan ook van de hand. Tegen de ‘inkoopsprijs’ van f 13.500,- gaat het naar de heren Hendricus Verver -zijn schoonvader- en Jan Vos, koopman uit Blaricum. Die laatste was de ‘oude’ Jan Vos (geb. 1881), prominent Blaricummer, manufacturier en woninginrichter aan de Huizerweg.
Een dag voordat de akte gepasseerd wordt bericht de Gooi- en Eemlander dat de drankvergunning van Vita-Nova is verkocht aan Paviljoen Crailo. ‘Vita Nova zal als restaurant geheel verdwijnen en het ligt in de bedoeling, van het gebouw een dubbele villa te maken’. Een beetje voorbarig want dat was buiten mijn grootouders gerekend.

 


Familie Van den Berg

Het verhaal wil -dit en een deel van het onderstaande ontleen ik aan ‘Vita Nova’ door mijn zus Marijke Lammers-van den Berg geschreven voor DEELgenoot nr. 80 van de Hist. Kring Blaricum-, het verhaal dus, wil dat mijn grootmoeder met een vriend over de Naarderweg fietste. Ze had jarenlang het clubhuis van de chique Hilversumse Golfclub aan de Soestdijkerstraatweg gepacht terwijl mijn opa er als hospes werkte. Toen vanuit de club werd besloten dat ze een kassa moest gaan gebruiken zou ze zich gewantrouwd hebben gevoeld en zijn vertrokken. Enige tijd later, fietsend door Blaricum langs het vermoedelijk leegstaande Vita-Nova, zag ze toekomstmogelijkheden, zowel voor zichzelf als voor het hotel. Ze wist, samen met haar man -dat kan niet anders want in die tijd was een getrouwde vrouw niet handelingsbekwaam- de eigenaren Verver en Vos ertoe te bewegen het te verpachten. Van het plan er een dubbele villa van te maken werd niets meer vernomen.  
Nieuwe exploitanten dus. Formeel zal mijn grootvader Johannes Jodocus Hendricus van den Berg de pachter zijn geweest. Hij was in 1885 in Amsterdam geboren en er eind 1906 -hij was toen koetsier- getrouwd met Elizabeth (Bep) Menzinga. Op 28 december 1883 in Martenshoek (gemeente Hoogezand-Sappemeer) geboren als dochter van een scheepsjager was ze als 20-jarige naar Amsterdam vertrokken14 waar ze dienstbode was. Een half jaar voor haar huwelijk verhuist ze naar Baarn om te gaan werken in Villapark Liliane, tegenwoordig rijksmonument. In het jaar na haar huwelijk bevalt ze van hun eerste kind, Bernardus Johannes (Dé). Het tweede volgt pas 10 jaar later, in 1917: mijn vader Johannes (Jan). Die gaat, zoals gebruikelijk in die tijd, al jong werken, is enige tijd kapper, heeft kort een tabakshandeltje, werkt een tijdje in het Vondelparkpaviljoen in Amsterdam en komt als volontair terecht bij het goed aangeschreven Hof van Holland in Hilversum.
Als volontair -het ligt al in het woord besloten- verdient hij niets en zijn gedegen opleiding ten spijt vindt hij geen betaald werk. Waarschijnlijk vertrekt hij daarom samen met zijn ouders naar Blaricum om met zijn moeder Vita Nova te runnen terwijl zijn vader als wisselloper bij de Nederlandsch-Indische Handelsbank in Hilversum blijft werken.
De zaken worden voortvarend aangepakt: al op 5 juni plaatst Vita Nova in De Bel een eerste advertentie voor een ‘flink, net dagmeisje’ en meteen ook, in diverse Gooise bladen, een beknopte ‘heropend’ advertentie. Twee weken later, op 20 juni 1936, vindt de officiële heropening plaats. Mijn grootvader Johannes Jodocus voert, zoals de advertentie uit de Gooi- en Eemlander laat zien, formeel de directie.

Als Vita-Nova in januari 1937 in het Handelsregister wordt ingeschreven wordt alleen J.J.H. van den Berg vermeld, eigenaar. De telefoon staat dan op naam van J. van den Berg (mijn opa of mijn vader?); 750, de overbekende laatste drie cijfers van het huistelefoonnummer uit mijn jeugd.
Van de heropening van Vita Nova wordt in de regionale bladen enthousiast verslag gedaan zoals in de Nieuwe Bussumsche Courant 23-6-1936 en, bijna lyrisch, in De Gooische Post van 26-6.
Gezien de nadruk op het werk van mijn grootvader bij de Hilversumsche Golfclub sluit ik niet uit dat zijn rol in de exploitatie toch wat groter is geweest dan zijn kleinkinderen altijd hebben gedacht.

Nieuwe Bussumsche Courant van 26-6-1936 respectievelijk De Gooische Post van dezelfde datum.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


De kranten uit die tijd doorbladerend denk ik dat er na de overname in de bedrijfsvoering niet veel verandert. Tijdens de Blaricummer kermis, in die tijd wat naar voren gehaald, naar augustus zoals dat nu nog steeds is, is er muziek en kan er gedanst worden, er wordt dansles gegeven in al dan niet besloten dansclubs, er is de Bridge-Club ‘Blaricum’, er worden bridge-drives georganiseerd en er wordt vergaderd (o.m. door ‘Blaricums Belang’).

Het inmiddels ‘bondshotel’ komt in 1937 landelijk in het nieuws bij de strafzaak over zwendelpraktijken tegen een directeur van de Hollandsche Escomptobank. Deze laat bij het proces verstek gaan: ‘gezondheidshalve was hij te Blaricum in Hotel ‘Vita Nova’; hij had last van zijn zenuwen, zooals veel directeuren van zwendelbanken dit hebben. Een nieuw leven zal hij in Blaricum echter toch niet beproeven’, schrijven de kranten.
Ook het huwelijk, hier in Blaricum, van de in die tijd zeer bekende zanger en trompettist van The Ramblers Marcel Tielemans, door het Polygoonjournaal verslagen en met een drukbezochte receptie op Vita Nova, levert een landelijke vermelding op. Tielemans had een speciale band met mijn grootmoeder van wie hij de verjaardag nog lang heeft bezocht. Ik herinner mij hem nog levendig.

Eind 1941 wordt Vita Nova, met mijn opa als enige directeur, omgezet in een Vennootschap onder Firma met twee vennoten: J.J.H. van den Berg en J. van den Berg, mijn opa en mijn vader. Zou dat te maken hebben met het voorgenomen huwelijk van mijn vader? Want die heeft zich op 22-4-1939, zijn verjaardag, verloofd. Met de Blaricumse Marietje Vos van Torenlaan 3, dochter van pompenboer Jacob Vos. Tot een huwelijk komt het uiteindelijk niet. Naar verluidt ziet zij een leven in de horeca niet zitten. Marietje wordt later en liever boerin.

Op 5 maart 1942 komt Johannes Jodocus Hendricus van den Berg aan de gevolgen van een treinongeluk te overlijden. Een maand later wordt gemeld dat hij uit de V.O.F. is uitgetreden en dat zijn weduwe E. Menzinga als vennoot is toegetreden. Eindelijk, lijkt me, op de plaats die haar dan toekomt.

Het is oorlog. Vita Nova is een uitgaansgelegenheid. In de buurt verblijvende Duitse soldaten drinken er een biertje zoals ook blijkt uit het verslag, december 1940, van de Gemeentepolitie nadat een militaire vrachtauto het muurtje in de bocht onderaan de Naarderweg heeft geramd: ‘mij was bekend geworden, dat Duitsche militairen genoemden avond een bezoek hadden gebracht aan hotel Vita-Nova. De eigenares mevr. v. d. Berg heeft mij medegedeeld, dat vier Duitsche militairen aan haar zaak een bezoek hadden gebracht en ieder 3 á 4 glazen bier hebben gebruikt.’ Ze vertrekken met een zware vrachtauto. Het is business as usual. Ook een naoorlogs verslag van verzetsman Wim van Gils wijst daarop. Sprekend over Vita Nova schrijft hij: ‘ik kwam daar geregeld om te kaarten en te biljarten. Het was mij al eerder opgevallen dat daar iemand was komen te wonen in het tuinhuis. Deze man zag ik meerdere malen met leden van de Duitse Wehrmacht’. Die man heette Jan Haye en gaf zich uit voor inkoper van de Wehrmacht. In werkelijkheid ging het om Jan A. Baars (1903-1989), voor de oorlog leider van de Nederlandsche Fascisten Bond, een wat omstreden figuur, werkzaam bij het Bureau Aanvoer Burger Bevolking van Blaricum. Misschien omstreden maar nadat in 1949 van zijn gedragingen tijdens de bezetting proces-verbaal is opgemaakt wordt zijn zaak niet aanhangig gemaakt bij het Bijzonder Gerechtshof, integendeel, uiteindelijk ontvangt hij een verzetspensioen15.
Als Baars in 1975 zijn huwelijk aankondigt (met Jeane Baars, alias Jeannette Albér) is het adres onder de advertentie: ‘Huize ‘Vita Nova’, Wallandlaan 5, Blaricum. Een verwijzing naar zijn tijd achter ons hotel?
Voor wat de oorlogsperiode aangaat valt nog te melden dat er in het hotel, op kamer 2, een van de gastenkamers, een luik zat met daarachter een heel krappe ruimte onder het schuine dak. Bedoeld om mijn vader voor de Arbeitzeinsatz te behoeden?
Met regelmaat bezoekt de politie in die tijd horecabedrijven om de aanwezigen te controleren. En, erger, in 1943 moeten bij de 13 in Blaricum geregistreerde Horecabedrijven in totaal 25 kaarten worden opgehangen met ‘Voor Joden verboden’. ‘Vita Nova’ is een van die bedrijven. Twee ingangen dus twee kaarten, zie ik op de gemeentelijke lijst. En ik realiseer mij -ongemakkelijk- dat mijn oma of mijn vader die twee kaarten, volgens voorschrift ‘goed zichtbaar’, moeten hebben opgehangen.

Nadat zijn voorgenomen huwelijk met Marietje Vos was afgeblazen had mijn vader, zoals we hier wel zeggen, een nieuw moppie gevonden: Agnes Maria Antonia Doppen, dochter van een Lichtenvoordse veehandelaar. Net als haar zus Tonnie (later had die met haar man ‘De Wolbaal’ op Nieuweweg 1 in Laren) is ze vanuit de Achterhoek naar het rijke westen getrokken om als dienstmeisje/hulp in de huishouding te gaan werken. In 1938 dienen ze allebei bij het gezin van commissionair in effecten C.E.J. Marrès op Herdersweg 12a in Laren. Agnes, dan net 20, komt daarna terecht bij het gezin Drabbe-Mooy op Houtweg 7, ook in Laren, waarna ze in 1940 werk vindt bij het echtpaar Wüst-Paanakker op Koninginneweg 43 in Hilversum.
Agnes Doppen en Jan van den Berg leren elkaar, zo stel ik mij voor, kennen in het Gooise uitgaansleven. Op voorwaarde dat ze nooit alleen de afwas zal hoeven doen, stemt zij in met een huwelijk dat op 25 februari 1943 in Lichtenvoorde wordt ingezegend en dan ook met zes kinderen ‘gezegend’ wordt. Opvallend is het ‘Huize Vita Nova’ in de advertentie (uit: De Tijd, 8-2-1943).
En o ja, dat afwassen, dat heb ik mijn moeder weinig zien doen. Dat deden wij, de kinderen, terwijl we liedjes van Jaap Fischer zongen, over de monniken Hans en Joop, over het ei, de cipier, en de rust van een kist.

Zo komt mijn moeder in de zaak, naast mijn oma. Die laatste trekt zich na de oorlog geleidelijk aan terug, want hoewel zij natuurlijk jarenlang ervaring heeft, Agnes Doppen heeft zo haar eigen ideeën over hoe een hotel gerund dient te worden. Er dreigen daardoor twee kapiteins het ene schip verschillende kanten op te navigeren. Wanneer precies weet ik niet maar oma Van den Berg druipt af naar Hilversum. Sindsdien komt ze elke zondag met de bus uit Hilversum op bezoek. Haar bemoeienis met het hotel beperkt zich dan tot het draaien van gehaktballetjes voor de soep en het afhalen van de boontjes. Met een wekelijkse f 25,- vertrekt ze ’s avonds weer.
Waar die wekelijkse betaling voor was kan ik niet met zekerheid zeggen. Moesten mijn ouders mijn oma uitkopen uit de V.O.F.?
Sinds 1936 hadden de Van den Bergen het pand van Hendricus Verver en Jan Vos gehuurd/gepacht. Met makelaar H. Christiaan Smit als hun lasthebber verkopen die per 1 juli 1949 ‘het hotel café restaurant Vita Nova, Naarderweg 39 te Blaricum’. Voor f 31.500,-. Aan J. van den Berg, mijn vader. Behalve de binnen de familie veelvuldig als geldschieter genoemde Blaricummer Gijs Goes, slager, was mijn oma mogelijk een van de mede-financiers. Dan was die wekelijks f 25,- misschien bedoeld om de schuld aan haar af te lossen.

Jan en Agnes van den Berg hebben hard moeten werken om hun nu écht eigen zaak op te bouwen. Uiteraard was er de nodige hulp: een enkel kindermeisje (voor de oudsten van de in totaal zes kinderen van wie de helft, onder wie ikzelf, op Vita Nova werd geboren), huishoudelijke hulpen, werksters, vrienden en later vrienden van de kinderen. En, maar dat spreekt vanzelf, natuurlijk de kinderen Van den Berg zelf, de een wat meer dan de ander, dat wel. 



Gezin Van den Berg in de jaren 60. V.l.n.r. Yvonne, Agnes, vader Jan van den Berg, Marion, oma Elizabeth van den Berg-Menzinga, Jantje, Anne-Marijke, Ronny, moeder Agnes van den Berg-Doppen.

De Volkswagenbus is van onze ‘ome Jan’ de Leeuw uit Laren. Hij en zijn vrouw, 'tante Alie', waren jarenlang de beste vrienden van mijn ouders.


Ondanks de vele hulptroepen -de herinneringen, dierbaar en/of vervelend, die hun namen oproepen laat ik maar even voor wat ze zijn-:  mijn ouders moesten buffelen en een vetpot was het allerminst.
Vita Nova was -ik citeer Marijke Lammers-van den Berg, ‘een eenvoudig hotel met 6 tweepersoons en 4 eenpersoonskamers, die ‘in het seizoen’, zoals wij dat noemden, meestal goed bezet waren. We hadden gasten die jaren achtereen hun vakantie op Vita Nova doorbrachten, zoals een familie (vader, moeder, dochter en schoonzoon) met een modezaak in Weesp en een echtpaar uit Den Haag, waarvan de man iets hoogs was op een ministerie. En er was zelfs een meneer die in een grote villa op een steenworp afstand van het hotel woonde, die permanent een hotelkamer had, want zijn vrouw en hij hadden om de haverklap ruzie en dan zette zij hem buiten de deur.’
Van de vele hotelgasten wil ik er nog enkele noemen: het moet in en/of na 1948 zijn geweest, ten tijde van de zogeheten ‘politionele acties’, dat (waarschijnlijk) de gemeente in het hotel de zogenoemde Indischgasten onderbracht, repatrianten uit Nederlandsch Indië. Wat natuurlijk een speciale keuken vereiste.
Een fel tegenstander van en activist tegen diezelfde koloniale oorlog, de een beetje ‘nutty professor’ Johannes Willem Pootjes, verbleef op Vita Nova toen hij, vanwege onder meer veronderstelde belediging van het koningshuis, veroordeeld werd tot een dorpsarrest: hij mocht zich niet buiten Blaricum begeven maar een huis had hij hier niet.16

 

 

 

En dan had je de voormalige coloratuurzangeres en zangpedagoge Jeanne Bacilek die de wereldpers had gehaald met haar sprekende honden. Ze had tijdens haar meerdere verblijven een grammofoon bij zich waarop ze vaak Duitse liederen afspeelde: Richard Tauber met ‘Adieu mein kleiner Gardeoffizier’, ik hoor het terwijl ik dit schrijf.
Fons Pelser, een van vier broers die in het eerste van Ajax hadden gespeeld, oud-international, die me een paar van zijn oude voetbalschoenen gaf; het diplomatengezin dat tijdens hun verblijf de toen nog actieve tennisser Tom Okker op bezoek kreeg en bij wie ik in Teheran werd uitgenodigd. Ik durfde niet. En als laatste noem ik ‘de Schouwenaartjes’, een vader met 6 kinderen waaronder een tweeling. Ze vierden meermaals de jaarwisseling bij ons: weliswaar hotelgasten maar met oud- en nieuw in de familie opgenomen. Het was toch een beetje een schok toen ik onlangs in Laren onverwacht op het graf van de in 1957 geboren tweeling, Caroline (Lientje) en Pam, stuitte.
Een enkel, vrolijker verhaal nog: met zijn jachtvrienden wilde Otje Blom, een van de directeuren van de Amsterdamse verzekeraar Blom & van der AA, eens lekker eten. Bij Vita Nova waar hij, hoewel hij in Blaricum woonde, permanent een hotelkamer aanhield. Een wild zwijntje moest er op tafel komen, traditioneel opgediend: in z’n geheel en met een appel in z’n bek. Jagers vinden dat leuk. Nou paste zo’n beestje niet bij ons in de oven en daarom werd een beroep gedaan op Wim Frank, plaatselijke banketbakker, geen kok. Blijkbaar was hem niet duidelijk verteld hoe dat moest, een wild zwijntje op tafel brengen, want tegen de tijd dat het pronkstuk van de avond geserveerd moest worden, werd een keurig in plakken gesneden varkentje aangeleverd, zonder kop. Anders dan mijn moeder die het, beschaamd, mocht gaan uitleggen, kon Blom er uiteindelijk wel om lachen.
Graag verteld familieverhaal over diezelfde Blom: op een nacht komt hij flink beschonken thuis en gaat, vergeten dat hij voor een keer een andere kamer heeft, naar ‘zijn eigen’ tweepersoonskamer waar een buitenlands echtpaar lekker ligt te slapen. Dat kan natuurlijk niet, in zijn bed, dus met z’n dronken kop schreeuwt hij het stel wakker: ‘eruit jij’ roept hij naar de man die nog half slaapt en geen Nederlands verstaat. ‘En jij ook, Roosje’, richt hij zich tot de hem onbekende vrouw. Ergens op de wereld moet nog altijd een echtpaar rondlopen dat verhaalt van een Blaricums hotel waar ze de schrik van hun leven kregen.

Als gezegd: een vetpot was het niet, dat hotel. Omdat er geen verwarming op de kamers was konden er, zeker tot eind jaren vijftig, ’s winters geen gasten worden ontvangen. Nadat er plintverwarming was aangelegd (door de firma N.P. Truyens uit Laren; het moment dat die voor het eerst werd aangezet staat in mijn geheugen gegrift), ging het wel iets beter, het seizoen duurde er langer door en ook andere in de loop der jaren aangebrachte verbouwingen (de veranda werd eetzaal, de eetzaal televisiekamer, de barkrukken werden bij de gerenoveerde bar weggehaald, met het café werd gestopt) maakte dat er ook ’s winters inkomsten kwamen. Menig Blaricummer heeft goede herinneringen aan de nadien gehouden bruiloften en partijen.
Het ging dan wel beter maar toch: Vos, de kolenboer die de olietank onder de grond naast het huis vulde, kon nog jarenlang pas tegen het eind van de zomer worden betaald. En als er wat kon worden verdiend… Passanten die na de gebruikelijke dinertijd van 6 uur nog wilden komen eten kregen nooit nul op het rekest: al was het een zon- of feestdag, de slager werd gebeld voor een paar biefstukjes of kalfsoesters. Een keer zelfs -we zaten na het diner voor de hotelgasten als gezin aan de soep, werd die soep alsnog aan passanten verkocht. Hup, terug in de pan. Dat ik een razendsnelle eter ben is niet toevallig: voor je het weet is het weg.

Hotel Vita Nova in 1974

Midden jaren zeventig: alle kinderen zijn het huis uit. De ooit beoogde opvolger (ikzelf) is niet meer geïnteresseerd: te veel gezien hoe zwaar het leven als horecaffer is: 7 x 24 uur beschikbaar, ziek zwak of misselijk maakt niet uit. Mijn vader was op en aangezien de zaak zijn pensioen was moest Vita Nova worden verkocht. Voortzetting als hotel was door tegenwerking van de Gemeente Blaricum geen optie zodat een vergoeding voor in al die jaren opgebouwde ‘goodwill’ niet aan de orde was. Voor wat m.i. een prikkie was kwam het pand in handen van de familie Boelen, in verzekeringen. Mijn ouders vertrokken naar Tubbergen waar de rode VITA NOVA letters nog lang in de garage stonden. Mijn vader overleed, afgeleefd, in 1984; mijn moeder 26 jaar later, in 2010.  

In de buurt van -toen- Naarderweg 49 ben ik na de verkoop nooit meer geweest.

Na het vertrek van de familie Boelen hield de Blaricumse brandweer nog wat oefeningen in het pand. Waarna de Blaricumse firma Herman van der Heijden het ten slotte met de grond gelijkgemaakt heeft. De prachtige, statige beuken naast het huis, waarin eekhoorntjes van tak naar tak sprongen, hebben weliswaar nog flink weerwerk geboden. Zonder resultaat. Want uiteindelijk: ’alles van waarde is weerloos’.17
Je zou kunnen zeggen dat de geschiedenis van Vita Nova de geschiedenis van Blaricum weerspiegelt: op de weilanden die Jakob Verver eens kocht staan, als ik goed ben geïnformeerd, heden ten dage villa’s. En het honderd jaar geleden zo arme boerendorp Blaricum is nu de rijkste gemeente van Nederland.

                                                                                                              Ron van den Berg, april 2023

 

1 Voor de familie Boissevain: zie ‘Wie was wie in vooroorlogs Blaricum 1 (A t/m K)’ elders op deze site.
2 Spelling uit zijn geboorteakte; vaak wordt zijn naam als ‘Jacob’ gespeld.
3 Laarder Courant De Bel, 21-7-1922.
4 Foutje in de akte: moet zijn Van Vaneveld.
5 Jaap was hun tweede kind; het eerste kwam in maart 1924 levenloos ter wereld.
6 Pas in 1938 werd die maatregel opgeheven.
7 Vader van onder veel meer Maria Anthonia Helena (1909) bij oudere, katholiek opgevoede
   Blaricummers bekend als zuster Auxilia.
8 Er was wel een D. van den Broek, Dirk, maar die was kapper en woonde in 1930 al niet meer in
   Blaricum maar in Soest.
9 Voor een wat uitgebreider portret van Brandt en van Sutter zie: ‘Wie was wie in vooroorlogs Blaricum’
   elders op deze site.
10 Laarder Courant De Bel 23-12-1932.
11 Rooms Katholieke Blaricumse Voetbal Vereniging.
12 Laarder Courant De Bel 5-11-1937.
13 DEELgenoot, periodiek van de Hist. Kring Blaricum, nr. 82, najaar 2016.
14 De omstandigheden rond haar vertrek uit Hoogezand zijn mij nooit duidelijk geworden. Over haar
     familie heb ik nooit iets gehoord.
15 In NRC Handelsblad van 5-2-1983 staat over Baars een uitgebreid artikel: ‘Eenling in fascisme en
     verzet’. Te vinden via Delpher.
16 Zie mijn uitgebreide artikel over hem in Hilversums Historisch Tijdschrift Eigen Perk 2019-1
     ‘’Professor’ Johannes Willem Pootjes’.
17 Uit: Lucebert De zeer oude zingt. In: Verzamelde gedichten 1974

 

Auteur:Ron van den Berg
Trefwoorden:Huizen en straten
Periode:1/1/1922-31/12/2000
Locatie:
Thema:Thema: Huizen en straten